We hadden het plan om vandaag naar Kahraman Maras te rijden en dat is ook gelukt. Het waypoitje wat we hadden was van een parkeer terrein vlak voor de stad bij een pretparkje. Elke twee minuten kwam een grote zandauto langs met bijbehorende stofwolk. Het was warm, dus alle stof waaide door de open ramen naar binnen. Net 4 uur in de middag, dus toen de koffie en de aardbeien op waren zijn we maar weer aangereden. "We zien wel waar we uitkomen," was ons idee.
8 juni 2012 Positie Noord 37 47,298 Oost 038 36,931
Waar we uitgekomen zijn? In Katha. Op de plek waar we een dag later aan zouden komen. De wegen waren goed vandaag en geen noemenswaardige passen. Rond zevenen reden we Katha binnen. De camping achter hotel Zeus bestaat niet meer, maar daar tegenover is een andere.
(We schrijven telkens de posities op deze site omat we er van uit gaan dat die weer door anderen als leidraad gebruikt gaat worden. We hebben al ontdekt dat op Apple speelgoed deze posities om een of andere duistere reden niet of niet goed getoond worden. We zoeken daar nog een oplossing voor.)
Katha heeft voor ons niet meer te betekenen dan een rustige slaapplaats en boodschappen doen.
Morgen gaan we Nemrut Dagi toe. Da's 50 kilometer hier vandaan. Weer zo'n plek die je niet mag missen!
Na een rustige nacht en en bezoekje aan de supermarkt tegenover onze camping rijden we aan. Nou ja, met wat vertraging want de camping baas vond het heel verstandig als we onze souvenirs van Nemrut Dagi alvast bij hem zouden kopen. Immers, bij hem waren ze veel goedkoper dan bij de attractie zelf. Daar zit wat in. Drie kopjes rijker rijden we alsnog aan

Naarmate je verder naar het Oosten rijdt verandert het verkeersbeeld. De auto's en tractoren worden ouder en je ziet steeds meer motorfietsen met een zelfgebouwde zijspan als dagelijks vervoermiddel. Past je vrouw in, maar natuurlijk ook een geit of een paar zakken met graan.
Maar even terug naar de Nemrut Dagi. Als beginnend reiziger is dat allemaal heel verwarrend, want daar zijn er namelijk twee van in Turkije. De eerste, waar we straks aan gaan komen, heeft beelden van dik 2000 jaar oud. Heel speciaal. En ze staan ook nog eens ruim dik 2000 meter hoog op het topje van de berg. De tweede is een berg krater vlak bij het Vanmeer ( Van Golu) verder naar het Oosten.
Het is van hier uit maar 50 kilometer, maar op deze manier duurt dat toch een hele tijd. Die vrachtwagen met zijn zakken graan komen we niet voorbij! Op grote afstand zien de koeienherdertjes al dat wij geen Turken zijn. Dus zwaaien ze en soms roepen ze om een sigaret. "Pech voor de jongens, wij roken niet."


Ons vrachtwagentje met graan slaat links af en dus hebben we de weg vrij.
Om een tocht als de onze te plannen gaan we natuurlijk eerst op reis op het Internet. Daar hebben we een verhaal gelezen van andere reizigers die ook naar Nemrut Dagi toe gingen. Zij reden niet met hun eigen camper maar huurden een busje met chauffeur. "Want er zouden hellingen in zitten van wel 25% en talloze haarspeld bochten."
Uiterst spannend allemaal. Maar waarom zou je dan met je camper op pad gaan als je telkens, als het wat spannender wordt, toch weer een busje met chauffeur gaat huren? Boek dat een compleet verzorgde vliegreis en laat je camper thuis. "Of ga op pad met een camper die tegen een stootje kan en die niet op de eerste de beste hobbel blijft steken. Onze Doos bijvoorbeeld," droomt Hans voor zich uit.



De laatste loodjes wegen het zwaarst! Anja ondervindt het aan den lijve als ze stenen voor de wielen legt.
"Onze doos zal maar eens van zijn handrem af schuiven!" denkt ze. "Goed gedaan Anja, we hoeven ons nu geen zorgen te maken, die gaat er niet vandoor," merkt Hans tevreden op. "Was best een spannende tocht. Zoals we er nu bij staan is de hellingshoek een graad 15. Ik weet niet hoeveel procent dat is, maar ik denk toch minder dan die 25% uit dat reisverhaal."

"De doos doet het goed Hans, en trouwens, jij ook hoor!" Lief dat Anja dat dan weer zegt he? We hebben bijna alles in de eerste en tweede versnelling gereden. "Ik denk niet dat er veel campers hier boven komen." "Maar ja, onze Doos is een speciale!"
Links onze Garmin die aangeeft hoe hoog het is en onze track bewaart. Nou zou je denken dat we er zijn, maar dat is natuurlijk niet waar. We moeten naar de top, daar staan de beelden. "Die top is 2150 meter hoog, we moeten nog 120 meter omhoog klimmen," moppert Hans.
We komen langs de ingang. "You still have to climb for 700 meters sir. There are no toilets and no water at the top. Take it from here!" Hoort Hans nog een stem zeggen.
Vol enthousiasme lopen we naar boven. Het is een hele klim! (Zie bovenkant linker foto, andere toeristen.)
Gelukkig staan er hier en daar bankjes langs het pad. Komt het door onze leeftijd of de ijle lucht? Uitpuffen moeten we af en toe echt wel even.
Maar hier komen we voor!
"Alweer een berg stenen?" Zou je kunnen vragen.
"Ja, en ze zijn nog meer dan 2000 jaar oud ook nog!"
Toch even een beetje geschiedenis. Deze beelden zijn, als een gedeelte van een groot altaar, lang geleden op deze berg gebouwd. Gehakt uit stukken rots van deze berg. "Niks bijzonders?" "Nee, tot zover niet. Maar die stukken steen zijn opgestapeld tot dat het grote afbeeldingen werden. Op het rechter plaatje zie je Anja achter de schouderbladen van een beeld staan. En nu de vraag: Hoe kregen ze in godsnaam die blokken op elkaar gestapeld zonder dat er heftrucks waren?" Het slopen is waarschijnlijk een stuk sneller gegaan.





Buiten dat we al buiten adem zijn van onze klim, staan we echt ademloos te kijken naar dit wondermooie stuk "wereld erfgoed."
Op het plaatje rechts boven zie je Anja staan, kun je de verhoudingen een beetje plaatsen. En natuurlijk waren we graag op zo'n kop gaan staan, maar dat doen we niet. Hoewel er waarschijnlijk genoeg mensen zijn die dat wel doen voor een leuke foto.
Wij zijn hier met maar een paar mensen, het seizoen moet nog beginnen. We hebben een boek gekocht. Daar staan natuurlijk veel mooiere foto's in. Maar die zijn genomen toen het zwart was van de toeristen. Hebben wij het toch mooi beter getroffen.
Beter getroffen? Nou, in elk geval hebben Anja's stenen hun werk goed gedaan.
Onze Doos staat er nog!!!!!!
"Zullen we eerst nog een kopje koffie drinken?" stelt Hans voor.
"Maar ik zet hier geen koffie," zegt Anja. 'Niet in een doos die zo scheef staat."
"En vroeger op de boot dan? die hing nog veel schuiner!" "Ja, maar die had een cardanisch gasstel, weet je nog schat?"
Dus rijden we onze meters weer terug naar beneden, de berg af. Op een vlak stukje maken we de koffie en bepraten we wat we gaan doen.
"Wat gaan we nu verder doen? Volgens onze plannen zakken we van hieraf naar het zuiden, mompelt Hans. "We komen dan wel erg dicht langs de grens met Syrie. Volgens de laatste berichten van Radio Nederland Wereld Omroep zitten er in die streek ergens tussen de 20.000 en 30.000 vluchtelingen. En die hebben niets en wij hebben alles. Da's dus eigenlijk geen goed plan."
"Nou," valt Anja bij, "we kunnen ook van hieruit rechtstreeks naar Diyarbakir. Dat moet ook een leuke tocht zijn. Alleen....... houdt de weg ineens op bij het water. Een paar kilometer verder staat de weg weer op de kaart. Ik weet niet hoe dat daar werkt." "Nou, dan zal er wel een bootje of zo varen. Of misschien is er een brug, onze kaart is ook niet nieuw. We gaan gewoon kijken, zo ver is het niet."

Na een uurtje rijden staat plots een bord langs de weg. "Max. snelheid 70 km/u en over 300 meter houdt de weg op."
Dus de kaart klopt in elk geval, da's positief!
Er staat een rij auto's te wachten en in de verte komt inderdaad een pontje aan varen. We sluiten in de rij aan en lopen naar het einde van de weg.




De voetgangers en auto's komen van de boot af. Even later staat er iemand te wenken dat er een auto achter uit de rij moet komen. Hij ziet er uit als elke andere Turk die daar rond loopt. "Hij bedoelt ons," zegt Anja. "Ja, dat zal wel, maar heeft die man dan wat te zeggen hier?" Hij blijft roepen en zwaaien. "Nou, laten we dan maar gaan rijden. De eerste auto's kom ik wel voorbij, maar daar in de verte, die bus? Dat weet ik nog niet."
Langzaam rijden we vooruit, de vrachtauto kan nog een beetje naar links, de bus gaat iets achteruit en klapt zijn spiegel in. Met een ruimte van een paar centimeter rijdt Hans naar de pont. "We moeten er achteruit op rijden. Kan jij buiten kijken en aanwijzingen geven?" vraagt Hans. Anja stapt uit en Hans rijdt achteruit de pont op. Da's geen probleem, maar de man die alles regelt vindt dat de auto veel dichter tegen de kant moet. Dus stuurt Hans wat verder naar links. En op het wenken van de man gaat de Doos verder naar de reling en BOEMMMMMM te ver achteruit. "Is die Doos toch langer dan je denkt!" Nou ja, een deuk in het schot van de pont, de zoveelste al, het valt niet eens op. En een rode trekhaak op de auto. Had slechter af kunnen lopen.
Na een kwartiertje meren we aan de overkant af. "Dit is het Ata Turk stuwmeer," legt de man naast Hans uit. "Nadat de dam gebouwd was is het water meters gestegen en zijn de weg en ook veel huizen verdwenen. Misschien dat er ooit een brug komt?"
We hebben een waypoint voor een overnachtings plek in Diyarbakir. Tegen het einde van de middag komen we daar aan. Een parkeer terrein achter een restaurant. Veel half gesloopte vrachtauto's en een bewakertje van een jaar of 16.
We geven aan dat we hier willen slapen, maar krijgen al gauw het idee dat we niet zo welkom zijn.
Hans is dood op, heeft pijn aan zijn ogen en is de fut helemaal kwijt. "Wat een dag zeg! En nu is hij ons nog liever kwijt dan rijk. Hij zoekt het maar uit, ik blijf hier staan." "Kunt u uw auto dan daar tussen die vrachtauto's zetten? Dan valt hij niet zo op," stelt de bewaker nog voor.
Na een kwartiertje ontdekken we waarom hij liever heeft dat we niet daar blijven. Een dikke honderd meter verder is een groepje jongens druk bezig met het uitzoeken van de vuilnisbelt. Een trieste aangelegenheid als je dat zo ziet. "Zullen we toch maar een ander plekje gaan zoeken?" suggereert Anja.
We starten de Doos en vermoeid gaan we weer op pad. Ja, het leven van een overlander zit niet altijd mee!
Een half uurtje later stoppen we bij een pompstation, net buiten de stad. We tanken. "Would you like a cup of tea?" vraagt de pomp bediende. "No thanks," antwoordt Hans, "but we would like to stay for the night. Can we park our car over there?" Uiteraard mogen we blijven. Hans geeft een paar Lira's fooi en even later komt de man met twee doosjes papieren zakdoekjes aan lopen. "In plaats van de thee."

Het dak met de zonnepanelen is onze Doos.
Ja, en ondertussen is "morgen" vandaag geworden. Het is grijs en koud in Cappadocia, tijd om te vertrekken. Daarnaast lijkt de camping op een winterstalling van campers want de groep Nederlanders is met een gehuurde bus naar "Nemrut Dagi" vertrokken. Dat is een plek waar wij nu ook naar toe gaan. Alle campers staan afgesloten op hun plek. Ongezellig voor ons, dus op naar Oost Turkije!
Zo, nog even een kaartje er bij. We hebben zo met namen lopen roepen dat het overzicht verdwijnt.
De rode track is wat hier beschreven is. Vanaf Konya tot aan het Vanmeer, of Van Golu op z'n Turks.
Je komt dan door de binnenlanden van Turkije, onvoorstelbaar mooie natuur en altijd 1000 meter of meer boven de zeespiegel. Niet te warm dus, droge lucht en bijna geen muggen en vliegen.
Cappadocia
Nemrut Dagi
Vanmeer
Vandaag is het alweer 10 juni 2012. Diyarbakir bij de pomp M Oil Positie Noord 37 58,680 Oost 040 21,613
Na een heerlijke rustige nacht worden we wakker bij het pompstation. geen mens die ons lastig is gevallen, alleen geen vers brood. We rijden aan en kopen ons broodje in het volgende dorpje. Turks brood is heerlijk, daar gaan we zelf niet voor bakken! Vandaag naar het Vanmeer, Van Golu op z'n Turks dus. Dat is zo'n 220 kilometer rijden over een mooie weg zonder verrassingen. We klimmen naar iets van 1800 meter en dalen daarna weer af naar 1650 meter. Dat is de hoogte van het Vanmeer, dat daarmee een van de hoogst gelegen plassen water van de wereld is!


Dit is een druk stuk weg, veel vrachtwagens. Campers hebben we al in geen dagen meer gezien. "Geeft je een beetje eenzaam gevoel vindt je ook niet?" vraagt Hans. "Nou nee, dat vind ik helemaal niet. Die campers zien we over een tijdje wel weer als we in de bewoonde wereld zitten. Zie je die vrachtwagen? Waar komt die nu vandaan?" "Die komt uit Iran. Die nummerborden zijn in het Iraans geschreven, in het Farsi. En omdat geen zinnig mens dat kan lezen doen ze er ook nog een normaal nummer bord onder," antwoordt Hans.
"Wat zouden die nu vervoeren?" vraagt Anja. "Simpel toch, Uranium, en meer van dat soort verboden spul. Ze gaan toch atoom bommen in Iran maken? Dat hoor je elke dag op de radio."
En zo kleppen we er rustig op los. De weg die we rijden is al grotendeels 4 baans. Alleen op de plekken waar het wat moeilijker is om de weg breed te maken, wordt het een rommeltje.


Voor je het weet rijden we dan weer door een dorpje. Hier zie je een waarschuwingsbord. "Voor super koeien," zo noemt Hans die beesten. "De afbeelding op de borden is aangepast aan het type koe wat hier rond loopt. Die zien er echt helemaal anders uit als bij ons in Nederland." Uiteraard houden we in en geven we de beestjes de ruimte.


We rijden het dorpje door en laten de koeien achter ons. Een stukje verder hebben we weer een mooie 4 baans weg, zelfs met de sneeuwpalen al in de berm. "Wat is het toch een mooi land he? Als je dat landschap ziet en die bergen." mompelt Anja voor zich uit. "Zullen we die vrachtwagen maar in halen? De doos wil vandaag wel hoor!" "Nee," antwoordt Anja verschrikt, "Je zult zien dat dadelijk de weg weer smal wordt, of vol gaten, of misschien wel allebei. Blijf er maar lekker achter hangen, we hebben tijd genoeg."
Anja heeft meestal gelijk, zo ook nu weer. Nog voordat we door de bocht gaan zien we de vrachtwagen niet meer. Het asfalt is op, we rijden nu op een kiezelbaan.



Na de bocht zien we een forse tegenligger. Een dikke MAN truck met een stuk viaduct er achteraan. Ja, ook in Turkije hebben we prefab beton!
"Joh, dat hele span is wel 40 meter lang! Hoe moet dat nu door de bochten van deze pas komen?" vraagt
Hans zich verbaasd af. "Ben jij maar blij dat we die vrachtauto zoeven niet ingehaald hebben. Dan hadden we nu misschien wel onder het viaduct gereden in plaats van er naast!" "Nou, zo'n vaart zal het ook niet lopen hoor."
De weg wordt weer wat breder en zowaar er ligt weer asfalt op. Een cementwagen stuift ons voorbij. De Doos krijgt kriebels en stuift achter de cementwagen aan. "Zijn we toch van dat vrachtwagentje met z'n dakpannen af. Dat ding is niet vooruit te branden!"
Al met al rijden we toch nog een dikke 5 uur om deze 222 kilometer te overbruggen. Dit om even aan te geven hoe snel het hier in de werkelijkheid gaat. We komen Tatvan binnen rijden en zien in de verte het Vanmeer met de besneeuwde bergtoppen. Bij elke stad en ook bij de kleinste dorpjes staat aangegeven hoeveel inwoners het heeft. Hier hebben we dus 65.000 inwoners. Vaak staat ook nog de hoogte aangegeven. Dan had hier moeten staan: 1650 meter.

"Ziet er allemaal gezellig uit hier, veel terrasjes en volop winkels."
Hier wonen de meest gastvrije mensen uit Turkije. Zij noemen het hier Kurdistan. Nou, die Kurdistanen zijn echt trots op hun land. Die vinden het fijn als er buitenlanders op bezoek komen. Auto's toeteren en mensen roepen "Hello! Welcome!"
Hees zullen ze van hun welkoms roep niet worden, zoveel buitenlanders komen hier niet meer.
Vroeger, in de jaren 60 en 70 was het hier druk met buitenlanders. De "overlanders" die vanuit Europa naar India en Nepal en soms zelfs nog verder gingen, kwamen hier allemaal voorbij. Sinds de Afghaanse ellende en de problemen in Iran zie je die lui hier niet meer. En dat is jammer, je komt niet zo veel leuke reizigers meer tegen.
Ergens aan de linkse kant van deze weg moet Hotel Restaurant Camping "King" liggen. dat is nog een overblijfsel uit die oude tijd.
"Zie jij al waar we moeten zijn, Anja?" "Nou, volgens de GPS moet het hier links zijn." "Ja, maar dat is helemaal afgesloten, daar is niets. Alleen een nieuwbouw van een groot hotel of zo."
Ja, en als je dan al 5 uur gereden hebt, valt het een beetje tegen als je gedroomde slaapplek er niet meer schijnt te zijn. "Een klein stukje verder ligt Gevas. Daar is een camping aan het water van het meer. Schijnt mooi te zijn, ga ik even op zoeken," zegt Anja terwijl ze naar achter gaat om haar PC te pakken. Ondertussen zijn we Tatvan al weer uit gereden. Hans kijkt nog in het rond, maar ziet geen goede plek voor de nacht.
"Ja," roept Anja, "dat verhaal van Gevas klopt. Alleen is het nog 98 kilometer rijden, maar wel over een goede weg met maar een pas."


Die goede weg blijkt toch weer anders uit te vallen. Voor we het weten spat de gesmolten teer in het rond en rijdt de Doos met een sissend geluid door de blub. En even later natuurlijk de bouwput die er hier allemaal bij hoort. In bijna heel Turkije wordt aan de wegen gewerkt. Als het met dit tempo door gaat kun je over 5 jaar het hele stuk vanaf Istanboel tot aan de Iraanse grens over 4 baans wegen rijden. Dan is er wel een heel stuk van de charme voorbij, maar ja, vooruitgang?
En links van die bouwput zien we in de verte de overkant van het Vanmeer. "Dat is de Nemrut Dagi," merkt Hans wijs op. "Daar moeten we ook nog naar toe, kun je helemaal in de krater!"
En inderdaad, het is een heel mooie berg, met eeuwige sneeuw er op. Alleen heeft ie een andere naam en daar komen onze wereldreizigers volgende week nog wel achter.
Eerst verder met ons verhaal over de mooie tocht naar Gevas.
Met een vaartje van 30 km/u kruipen we de volgende pas omhoog. Dat gaat niet snel, maar dan heeft Hans ook de tijd om rond te kijken. De weg sopt een beetje van de teer, maar is verder zonder gaten en andere verrassingen. Bijna twee uur later rijden we de Camping in Gevas op. Die hebben al een hele tijd geen campers meer gezien! We mogen op het kiezelstrand gaan staan.


We hebben een prachtig uitzicht en alle rust hier! "Hier houden we het wel een paar dagen uit!" roept Hans naar Anja op het strand.
Het water is koud, wat wil je op deze hoogte. Het voelt ook apart aan. Heel zacht en een beetje plakkerig. Dit meer heeft geen afvoer naar zee sinds, misschien wel een miljoen geleden een vulkaan ontplofte en de uitgang naar de Eufrat en de Tigris versperde.
Wel stroomt al het water uit de omgeving naar dit meer. En dat is een hoop, zeker als je weet hoeveel sneeuw hier 's winters valt. Omdat er geen afvoer is kan het alleen nog maar verdampen en dat zorgt dat het water soda rijk is. Er zwemmen ook maar twee soorten vis in het water en die zullen ongetwijfeld ook naar Soda smaken. We proberen het niet.
Het is nog steeds 10 juni. Alleen zijn we weer een dikke 300 kilometer verder. Voor ons de meest Oostelijke plaats, want van hieruit gaan we weer richting West. Verder naar het Oosten heeft voor ons geen meerwaarde. Daar liggen Iran en Iraq. In het zuiden ligt Syrie. Allemaal plekken waar het nu niet meer is zoals het vroeger geweest is.
Camping Gevas. Positie Noord 38 18,790 Oost 043 06,947
Buiten het kiezelstrand is hier verder niets te doen. Verveling begint toe te slaan. "Zullen we naar Tatvan terug rijden? Kunnen we de stad een beetje bekijken. En wie weet vinden we dat King Hotel Camping of hoe het mag heten." "Ja, twee dagen hier zonder iemand te zien is voor mij ook wel genoeg. Laten we gaan rijden."

We komen langs de meest veilige camperplek in Turkije.
"Als je hier 's nachts staat, kan je helemaal niks gebeuren! Aan de ene kant het meer en aan de andere kant een groot stevig hek!"
"Nou," antwoordt Anja, "hadden we dat maar geweten. Was nog gratis geweest ook!" "Klopt helemaal en douches en wc hebben we toch niet nodig."
We rijden dezelfde weg weer terug. Het gaat nu wat sneller, we kennen het al. Rijden Tatvan binnen en zien een klein uithang bordje. "King Restaurant Hotel Camping" staat er op. We draaien een smal hobbelig paadje in en komen op een vervallen terreintje bij een bouwval.
Welkom geheten door twee rooie katertjes, zetten we de Doos op zijn plek. Uitzicht naar zee.
"Dat is dus helemaal fout geparkeerd," denkt Hans nog. "Zo kunnen we niet weg rijden als dat nodig zou zijn. Maar ja, we staan op een camping, waarvoor zou dat nodig zijn?"
We lopen de boulevard af. De weg is tegenwoordig afgesloten voor alle verkeer. Overal op de bankjes zitten jonge mensen. "Hello! Where are you from?" Iedereen glimlacht ons toe. Aan het einde van de boulevard gaan we links af. We lopen door de hoofdstraat weer terug naar King.
De avond valt en nog steeds hebben we niemand gezien. Er komt iemand het terrein op lopen en rammelt aan de deur van het "hotel". Dan nog meer rammelen en uiteindelijk bellen met de GSM. Een slaperige kop komt de deur open doen. De gast loopt even naar binnen en verdwijnt na een paar minuten weer. Dan komt er weer een andere gast, die vertrekt ook weer na een paar minuten. En zo blijft het door gaan. Gezelligheid alom!
Het wordt donker en Hans doet de afwas. "Wat is dat daar achter dat raam?" vraagt Anja. "Waar dan? Ik zie niks." antwoordt Hans. "Daar achter dat raam. Het lijkt wel of er brand is daar binnen." "Verdomme," denkt Hans, "staat de Doos verkeerd geparkeerd. Kunnen we niet weg!" We bekijken het wat beter. Het blijkt een licht show van allerlei draaiende lampen te zijn. "Gelukkig!"
Bij zo'n show hoort natuurlijk muziek. Turkse Hard Rock, niet om aan te horen en natuurlijk snoei hard. Auto's blijven aan en af rijden, tot zeker 2 uur in de nacht. "Het lijkt wel een afhaal Chinees, maar dan met iets anders dan Nasi," mompelt Hans als ie onder de douche uit komt.
Uiteindelijk vallen we in slaap. Tot.......................... om drie uur in de nacht een of andere sul van de toren van de moskee af begint te bleren. En dan om kwart voor vier weer! "Wat een plek zeg," roept Hans boven de herrie uit. Waren we maar achter dat hek gaan staan!"
Het wordt weer licht, de zon schijnt. We maken onze koffie. Na een half uurtje starten we de Doos en rijden het terrein af. Geen mens te zien. Voor ons was dit tot op heden de eerste plek waar we ons NIET welkom voelden. "Maar we werden niet weg gestuurd, dat heeft toch iets met gastvrijheid te maken, Hans."
We waren hier op 12 juni 2012. "King" Hotel Restaurant Camping. Positie Noord 38 29,076 Oost 042 17,914.
Maar we zijn het allemaal snel vergeten. een nieuwe dag met nieuwe kansen!
Vandaag gaan we de krater van de Nemrut Dagi bekijken. De vulkaan heeft bij zijn laatste uitbarsting het bovenste deel verloren. Wat bleef is een diepe krater. In die krater vindt je een koud meer en een warm meer. En zelfs een plekje waar water van 60 graden omhoog bubbelt. Dik de moeite waard dus om daar een kijkje te nemen!
We zoeken de benodigde gegevens op in onze Rough Guide van Turkije. "Hoe komen we boven op de top?" "Nou, dat is simpel hoor. Als je de stad uit rijdt ga je rechts af. Even later kom je een bordje tegen, de rest wijst dan zichzelf." Anja doet haar guide dicht en Hans start de motor. "Hebben we nog genoeg diesel?" "Ja joh, kunnen we minstens 200 kilometer mee rijden en zo ver kan het toch niet zijn?"
We rijden de stad uit en gaan in de opgegeven richting. In de verte zien we die hoge berg met zijn eeuwige sneeuw. Jammer dat het zicht vandaag zo slecht is.
"Ik vraag me toch af hoe we bij die top kunnen komen, alles is daar ijs en sneeuw!" "Ja, maar in het boek staat dat je er met een auto kunt komen, dus we verzinnen wel wat," antwoordt Anja.

Na een kilometer of 20 zien we inderdaad een bordje langs de weg. Nemrut Dagi 30 KM. "Joh, hoe komen ze daar nu bij? Dat bordje wijst links af terwijl de berg nog kilometers ver hiervandaan, recht vooruit ligt." denkt Hans hardop. "Iemand heeft zeker een grap uitgehaald!" "Ja, ik zie de berg nu ook weer." valt Anja bij.
Uiteindelijk stoppen we na 70 kilometer. "Anja, ik denk dat we nu de berg voorbij zijn, ik zie hem niet meer."
"Weet je wat, laten we een ontbijtje nemen met een bakje koffie. Dan pak ik mijn PC er bij en zoeken we uit wat we fout doen. Want dat we fout zitten is wel duidelijk."
Terwijl Anja de PC op start zet Hans de koffie.
"Hier heb ik een track van iemand van Camperreis.nl. Die gaat duidelijk LINKS AF de stad uit, en niet rechts af." "Nou, laten we dan maar om draaien." We drinken de koffie en eten ons brood met een eitje. En dan weer terug naar Tatvan. "Wij komen nog eens ergens!!!!"
Even later komen we weer langs het bordje: Nemrut Dagi 30 km. "Ze kunnen mooi de pot op hier! We rijden door naar de track op jouw PC."

En zo rijden we 140 kilometer later weer Tatvan binnen.
Inderdaad, nog geen kilometer verder staat een groot bord. "Hier moeten we in!" roept Anja. We gaan rechts af het weggetje in.
"Je wil mij toch niet vertellen dat dat platte ding hier voor ons de Nemrut Dagi is," vraagt Hans verontwaardigd. "Nou, dat zou best kunnen Hans. Hij heeft bij zijn laatste uitbarsting toch zijn top verloren. Die is toen bijna 1000 meter lager geworden."
Met een doffe dreun rijden we over een spoorbaantje. "Klopt," zegt Anja, "dit treintje staat ook op de track. We zitten goed!"
Uiteraard komen we weer door een dorpje heen. maar wat schetst onze verbazing? Hebben ze hier een kabelbaan naar de krater? "Wat doen wij dan hier met onze Doos?" klinkt Anja heel verontwaardigd. "Gewoon, wat we van plan waren. naar boven rijden. Die kabelbaan is gesloten. Er zijn nu geen toeristen, of misschien is ie wel kapot."
En zo hobbelen we verder naar boven. Het asfalt paadje is al lang verdwenen. Er komt een zandpaadje voor in de plaats. Maar hard genoeg, we zakken niet weg.
We zitten al weer boven de 2500 meter en gaan steeds langzamer vooruit omdat het pad steeds steiler omhoog gaat. Het laatste stukje rijden we in de eerste versnelling. "Hoe is het eigenlijk met de diesel?" vraagt Anja. "Heb je er rekening mee gehouden dat we nu veel verder gereden hebben dan we van plan waren?" "Tja, het lampje van de tank brandt al eventjes. Het gaat nu wel hard met de dieselolie," antwoordt Hans terwijl hij de Doos door een haarspeld stuurt. "Maar we komen wel boven hoor!"
Hans kan zijn teleurstelling bijna niet verbergen maar rijdt verder richting "Berg".
Had hij het al eerder gezien af leek het maar zo? Inmiddels brandt het gele lampje van de brandstof voorraad constant. "Oh shit, nu dat ook nog. Omdraaien of door gaan?" bedenkt Hans zich. "Met dit soort hellingen lust de Doos zijn litertjes wel. Nou ja, naar beneden lukt natuurlijk altijd," mijmert hij verder.
Even later staan we bij het info bord op de rand van de krater. Het is amper leesbaar en het zit vol met kogel gaten. "Hier is er eentje goed aan het oefenen geweest, bijna alle kogels zitten in de roos," lacht Hans. Anja geniet van het onvoorstelbare uitzicht. Hoogtevrees hebben we al lang niet meer.
Uitnodigend kijkt de krater ons tegemoet. "Kom naar beneden," schijnt hij ons toe te roepen. "Het is hier heel mooi en jullie zijn de enigen die hier zijn. Alles is voor jullie!" In de verte zien we het zandpad verder de krater inlopen.
"Ja, wat doen we er mee?" vraagt Hans. "Da's een goeie," antwoordt Anja. "Wat vindt je zelf?"
"Nou, ik vraag me af of het verstandig is om naar beneden te rijden. Stel dat je uiteindelijk met een lege tank beneden in de krater staat, ben je dan blij? Of sla je jezelf dan tegen je kop? We zijn hier alleen en we hoeven niet te hopen dat er vandaag of morgen nog een gek komt die ook de krater in gaat."
"Ja, dan is wijsheid ineens niet meer zo ver weg he?" antwoordt ze. "Achter je begint het al flink te betrekken, ik denk dat we terug moeten gaan."
De weg naar beneden ziet er inderdaad donker uit. "Dat houden we nooit droog. En in de krater schijnt de zon nog. We leven in een mooie wereld!" "Even stoppen voor een plaatje bij een stuk eeuwige sneeuw."
Ja, het is best fris hier boven. Onderaan de berg had Hans een paar dagen geleden een goedkope dieselpomp gezien. "Laten we daar de tank vol gooien, dan kunnen we verder!"